Man-Yee Mok en Kwannie Tang van Studio MAKY over hun drijvende kunstwerken
In de vijver van het Vroesenpark in Rotterdam-Noord ligt een levensgroot beest met twee lange oren: het Badkonijn. Verderop in de stad, in de wijk Feijenoord, bevindt zich nog zo’n gigant: de Zeehond op Zuid. Beide werken zijn kunstprojecten geleid of gemaakt door Man-Yee Mok en Kwannie Tang van Studio MAKY, een Rotterdams kunstenaarsduo. Deze zomer maken ze voor het eerst een drijvend kunstwerk dat een plek krijgt buiten hun eigen stad. Het komt eerst in de vijver bij het Floresplein in de Korrewegwijk te liggen, en dan tijdelijk bij het Groninger Museum.
Dat zit zo. Dit jaar organiseert het Groninger Museum voor het eerst – en als eerste museum in Nederland – een Kinderbiënnale: een tweejaarlijkse interactieve kunsttentoonstelling voor en door kinderen, in samenwerking met The National Gallery in Singapore en verschillende regionale partners. Kinderambassadeurs uit de hele provincie Groningen dragen bij aan de totstandkoming van de tentoonstelling: ze mogen meedenken over de inrichting van de tentoonstelling, helpen bij het selecteren van merchandise voor de museumwinkel en informatiebordjes bij de kunstwerken schrijven. Ze gaan op atelierbezoek bij de kunstenaars en werken, waar dat kan, mee aan de kunstwerken. Bijvoorbeeld bij het drijvende kunstwerk van Studio MAKY.
Betrokken
‘Veel kinderen komen nauwelijks met kunst in aanraking,’ zegt Man-Yee, ‘zeker niet in de focuswijken.’ De kinderen die gaan bijdragen aan het drijvende kunstwerk komen voor een groot deel uit zulke Groninger wijken: Paddepoel, Vinkhuizen, Lewenborg en de Korrewegwijk, bijvoorbeeld. ‘Van onze projecten in Rotterdam weten we hoe leuk kinderen het vinden om bij te dragen aan een kunstwerk. Het geeft ze zelfvertrouwen, ze zijn trots als het klaar is: daar heb ik aan meegeholpen!’ Kwannie: ‘Bij kunst denken ze toch vaak aan dingen die ver van ze afstaan. Door ons te helpen, merken ze dat kunst ook toegankelijk en grappig kan zijn. En dat het een heel proces is voor een kunstwerk af is.’
De kinderen worden vanaf het allerprilste begin betrokken bij de totstandkoming. In workshops mogen ze eerst meedenken over de vorm die het kunstwerk krijgt, en vormen uitproberen in klei. ‘Vaak bedenken wij een thema, en leggen we de kinderen een vragenlijst voor om gericht na te denken over wat ze voor zich zien. Met voorbeelden zijn we spaarzaam, want ze zijn snel geneigd die over te nemen,’ zegt Man-Yee. Kwannie: ‘We laten ze veel ruimte. Of kinderen daar wat mee kunnen? Zeker. Met name jonge kinderen hebben nog een heel grote verbeelding, alles kan.’
Ijsjesachtige druppels
Het klinkt misschien alsof de kunstenaars erg dienstbaar zijn aan de kinderen, maar onderschat de inbreng van Studio MAKY zelf niet, zeggen ze. Man-Yee: ‘We doen natuurlijk niet zomaar wat de kinderen voorstellen. We begeleiden en betrekken de kinderen zoveel mogelijk bij het ontwerpproces, maar beslissen uiteindelijk wat het wordt.’
Studio MAKY ontstond zo’n 10 jaar geleden. Kwannie en Man-Yee leerden elkaar kennen bij het Chinese kunstenaarscollectief Studio Zi. Ze studeerden allebei af aan de Willem de Kooning Academie, Man-Yee als multimedia designer en animator, Kwannie als illustrator. Kwannie: ‘We vonden allebei stop-motionfilms leuk. [een filmtechniek waarbij heel veel verschillende beelden worden geschoten om beweging te suggereren, DV.] Ik had een keer een animatie van Man-Yee gezien, die ik erg goed vond.’ Man-Yee: ‘En Kwannie is illustrator, dat is samen een goede combinatie, dus we besloten eens samen iets te gaan maken.’ Dat werd een stop-motionfilm, ‘Cassette Boy’, maar al snel volgden andersoortige projecten. Kwannie: ‘We ontdekten al snel dat we bouwen en maken heel leuk vinden.’ Man-Yee: ‘Sindsdien is het eigenlijk een groot avontuur geweest.’
Kleur, vrolijkheid en humor zijn onmisbare ingrediënten in hun werk – of ze nu een photo booth in de vorm van monsters ontwerpen voor festival Bazar Bizar, een reusachtige postduif waarin kinderen briefjes kunnen stoppen voor de Airborne Walk in Oosterbeek, of een dertien meter lange draak voor het Chinees Nieuwjaar. In de loop der jaren verlegden ze hun grenzen steeds meer. Een goed voorbeeld daarvan is ‘WC Wonderland’, hun metamorfose van een bedrijfstoilet – in snoepkleuren, met overal ijsjes-achtige druppels. Kwannie: ‘We kregen de vrije hand, en dachten: als we echt los mogen… Een wc is normaal gesproken een saaie plek waar je zo snel mogelijk weer weg wilt. Wij maakten er zoiets opvallends van dat mensen er nu foto’s voor op Instagram maken.’ Man-Yee: ‘Toen dat geaccepteerd werd, dachten we: dan kan er blijkbaar echt heel veel.’
Ze maken installaties, inrichtingen, kostuums en animaties – van het ene ‘ambacht’ hebben ze meer verstand van het andere. Man-Yee: ‘We zijn niet supertechnisch, maar als we niet weten hoe iets moet, vragen we gewoon collega’s om advies.’ Kwannie: ‘Daardoor leren we steeds nieuwe dingen.’
En in de tien jaar dat ze samenwerken zijn ze steeds meer op elkaar ingespeeld geraakt. Want ze hebben niet alleen verschillende expertises, ze werken ook anders. Man-Yee: ‘Ik ben vrij chaotisch. Daarom is het fijn dat Kwannie georganiseerd is en goed overzicht kan houden.’ Kwannie: ‘Man-Yee is juist weer heel sterk in ontwerpen, dingen mooi maken, ze is geweldig met kleur.’
Inspiratie
Inspiratiebronnen? Man-Yee is gevormd door stop-motion- en animatiefilmmakers, met hun ambachtelijke manier van werken. Kwannie noemt Florentijn Hofman. Die link is niet moeilijk te leggen: ook Hofman maakt levensgrote figuren die een plek krijgen in het landschap – vaak in het water. Metershoge gele badeenden, bijvoorbeeld, die in havensteden in Azië, Europa, de VS en Australië liggen. ‘Wij willen natuurlijk ook wel overal ter wereld onze kunstwerken neerleggen,’ zegt ze. Aan de andere kant: nu kan Studio Maky veel dingen nog met z’n tweeën doen, of met de hulp van stagiairs. Wereldfaam zou betekenen dat ze verder moeten professionaliseren, meer uit handen geven. Kwannie: ‘Dat zou ik jammer vinden, want wij willen juist graag zelf doen. Het maken, het schilderen, dat vinden we een van de leukste dingen.’
Als het nieuwe object dat in Groningen komt te liggen, bijna klaar is, gaan Man-Yee en Kwannie naar Groningen. Daar zullen ze samen met de kinderen de laatste hand leggen aan het nieuwe broertje of zusje van het Badkonijn en de Zeehond. Na een korte periode bij het Floresplein wordt het verplaatst naar het Museum. Ieder voorjaar zal het dan, een nieuw jasje krijgen, waarvoor buurtkinderen via een ontwerpwedstrijd een voorstel kunnen doen. ‘We hopen dat het daar deel van de wijk gaat worden,’ zegt Man-Yee. Kwannie: ‘Dat het kinderen blijvend herinnert aan hoe ze hebben bijgedragen aan een kunstwerk, en dat kunst een plek in hun leven behoudt.’