Opgroeien zonder vader
Opgroeien zonder vader kan negatieve consequenties hebben. Maar het lijkt uit te maken in welke cultuur het kind opgroeit, volgens de voorlopige bevindingen van Odette van Brummen-Girigori van de Universiteit van Curaçao en Mariëlle Osinga van de RUG.
‘Ik ben vader en moeder tegelijk,’ hoorde psycholoog Odette van Brummen- Girigori vaak van alleenstaande Curaçaose moeders. ‘Mijn kind komt niets tekort zonder vader.’ Die woorden bleven bij haar hangen. Ze wist dat opgroeien zonder vader vaak een negatieve invloed heeft: van hechtingsproblemen tot slechtere schoolprestaties en drugsgebruik. Dat blijkt uit verschillende onderzoeken.
Aan de andere kant: op Curaçao groeit 40 procent van de kinderen op in afwezigheid van hun vader. Net als vaak gold voor de generatie boven hen en de generatie daar weer boven. ‘Daarom vroeg ik me af: zou het kunnen dat het voor Curaçaose kinderen minder negatieve consequenties heeft doordat het op Curaçao zo normaal en geaccepteerd is dat de moeder de enige opvoeder is?’ Voor haar promotieonderzoek besloot Van Brummen-Girigori zich destijds te richten op de invloed van die vaderafwezigheid op Curaçaose meisjes. Specifieker: op hun reproductieve gedrag. Veel werd duidelijk. Bijvoorbeeld dat deze groep meisjes vaak jonger begint met seks, vaker van seksuele partner wisselt en andere technieken hanteert om mannen te verleiden.
Curaçao en Nederland
Maar er bleef ook veel onduidelijk. Vandaar dat ze nu, vijf jaar na haar promotie aan de RUG, meedoet aan een veel uitgebrei- der onderzoek naar de invloed van vaderafwezigheid. Deze keer worden niet alleen meisjes, maar ook jongens onderzocht en wordt een vergelijking gemaakt tussen Curaçaose, Nederlandse en Curaçaos-Nederlandse (in Nederland woonachtige) jongeren. Naast Van Brummen-Girigori, die de data- verzameling onder Curaçaose jongeren voor haar rekening neemt, is er een belangrijke rol weggelegd voor promovendus Mariëlle Osinga en het Gronings onderzoeksteam waarvan zij deel uitmaakt. Toen Osinga een paar jaar geleden lesgaf op een basisschool op Sint Maarten, viel het haar op dat veel kinderen daar geen betrokken vader had- den. Osinga: ‘Van de tweeëntwintig kinderen groeiden er twaalf op zonder vader. Tijdens ouderavonden waren er amper vaders aanwezig. Ik raakte nieuwsgierig: zou dit invloed op de kinderen hebben?’
Sensitieve periode
De interesse van Osinga en Van Brummen- Girigori voor het onderwerp laat zich niet per se verklaren door hun eigen jeugd. Weliswaar overleed de vader van Van Brummen-Girigori toen zij eenentwintig was, en scheidden Osinga’s ouders toen ze vijftien was, maar dat was ver na de ‘sensitieve periode’, zoals dat in de psychologie heet: de periode waarin kinderen het sterkst beïnvloed worden door het vertrek van vader. Met die periode is in het onderzoek overigens bewust rekening gehouden: er zijn alleen jongeren ondervraagd van wie de vader vóór het achtste jaar vertrok. Overleden vaders tellen niet mee. Osinga: ‘Als vader er niet “bewust” voor kiest om afwezig te zijn, kunnen ervaringen anders zijn, blijkt uit de literatuur.’
Schouders ophalen
Op de vraag die Van Brummen-Girigori zich ten tijde van haar proefschrift al stelde – heeft de ‘norm’ in de cultuur waarin je opgroeit invloed op hoe je de afwezigheid van je vader beleeft? – lijkt het antwoord ‘ja’. Uit de interviews die de onderzoekers hielden, blijkt dat Curaçaose jongeren vaker hun schouders ophalen over het vertrek van hun vader. Van Brummen-Girigori: ‘Ze lijken er minder moeite mee te hebben dan Nederlandse jongeren, en ze zijn ook positiever over hun vader. Vaak verlangen ze naar meer contact met hem, soms adoreren ze hem zelfs.’
Osinga: ‘In Nederland zijn de verwachtingen van een vader wellicht hoger, van ouders wordt verwacht dat ze allebei even betrokken zijn. Daardoor zou het kunnen zijn dat Nederlandse jongeren vaker teleurgesteld zijn in hun afwezige vader. Wel houden we er rekening mee dat Nederlandse jongeren zich ook wat gemakkelijker durven uit te spreken; Curaçaose jongeren zijn meer gewend om beleefd en respectvol over hun ouders te praten.’
Vaderlijk advies
Maar ondanks dat sommige jongeren positief zijn over hun vader, wil dit niet zeggen dat ze geen nadeel ondervinden van zijn afwezigheid. Uit eerder onderzoek blijkt dat ze bijvoorbeeld duidelijk vaker leerproblemen ontwikkelen dan jongeren die opgroeien mét vader. Dat is goed verklaarbaar, weet Van Brummen-Girigori uit de praktijk. ‘Ik doe veel vrijwilligerswerk als psycholoog op scholen, voornamelijk in achterstandswijken. Daar zie je duidelijk dat kinderen uit eenoudergezinnen sneller een achterstand oplopen. Logisch, want ze hebben thuis alleen hun moeder voor hulp bij huiswerk, en zij moet natuurlijk ook de kost verdienen.’
Er is ook goed nieuws, voor zowel Nederlandse als Curaçaose jongeren. De negatieve invloed van vaderloos opgroeien is niet in steen gebeiteld. Op Curaçao zijn oma’s en tantes vaak nauw betrokken bij het gezin, net als de broers van moeder. Die kunnen het gebrek aan vaderlijk advies en begeleiding voor een deel ‘goedmaken’. In Nederland gebeurt dat minder vaak door familieleden, maar wel regelmatig door stiefvaders.
Van elkaar leren
Dat de aanwezigheid van ‘hulptroepen’ in het gezin veel verschil kan maken, is een van de voorlopige lessen die de beide onderzoeksters graag delen met ouders, hulpverleningsinstanties en beleidsmakers. Niet voor niets organiseren ze er regelmatig symposia over. Van Brummen-Girigori: ‘Nederland en Curaçao kunnen veel van elkaar leren op dit gebied. Ik hoop bijvoorbeeld dat we op Curaçao ophouden te zeggen dat het niet uitmaakt dat een kind zonder vader opgroeit. Curaçaose vrouwen zouden net als Nederlandse vrouwen de vader, ook al is hij vertrokken, moeten betrekken bij de opvoeding.’ Osinga: ‘Andersom kunnen we in Nederland leren dat oma’s, ooms en tantes de afwezigheid van vader kunnen compenseren. En ik hoop dat er in algemene zin meer begrip ontstaat voor de impact die vaderloosheid op een kind kan hebben, ook al is dat voor ieder kind anders.’
Onderzoeksproject familiebanden
Het project ‘Familiebanden in Nederland en Curaçao’ doet onderzoek naar de vraag: Hoe hangt vaderafwezigheid samen met de ontwikkeling van jongeren? Het onderzoek behelst een kwalitatief deel, op basis van 50 interviews met jongeren en hun moeders, en een kwantitatief deel, op basis van een door ongeveer 2500 jongeren ingevulde vragenlijst. Van het kwalitatieve onderzoek zijn de resultaten inmiddels bekend.
Behalve postdoc Odette van Brummen- Girigori van de Universiteit van Curaçao bestaat het onderzoeksteam onder meer uit promovendus Mariëlle Osinga, haar promotor Greetje Timmerman, co-promotoren Tina Kretschmer en Diana van Bergen en postdoc Linda van der Zwaan, allen van de RUG.