Jip van den Toorn: ‘Laten we meer rekening houden met gevoeligheden’
Jip van den Toorn (28) is cartoonist. Ze heeft elke zaterdag een beeldcolumn in de Volkskrant en illustreert daarnaast voor de VPRO Gids en De Standaard. Soms levert haar werk heftige reacties op. Wat zegt dat? En hoeveel rekening moeten makers houden met maatschappelijke gevoeligheden?
Wat doet het nieuws met mij, of met mijn generatie? Dat wil ik graag laten zien. Bij een onderwerp als de formatie weet ik vaak niet of ik er iets zinnigs over kan zeggen. Het is te groot. Maar ik weet wél welke invloed het heeft op mezelf en de mensen om me heen. Dat is misschien het verschil tussen wat ik doe en wat klassieke cartoonisten doen. Zij beelden vaak af wat het nieuws is, ik richt me meer op hoe het binnenkomt.
Van uiterlijk naar politiek
Mijn cartoons worden veel gedeeld op social media. Mensen gebruiken zo’n beeld om te laten zien waar ze voor staan. Volgens mij is dat een nieuw aspect van illustraties in de krant. Op social media ging het een paar jaar geleden vooral om uiterlijkheden, nu laten Instagramgebruikers zien wie ze zijn door de politieke statements die ze delen. Ik vind het eigenlijk wel een goede tendens dat iedereen tegenwoordig een mening heeft en die wil uitdragen.
Dat mensen hun identiteit koppelen aan cartoons maakt ook dat ze er soms met veel emotie op reageren. Mijn beeldcolumn over Zwarte Piet (waarin Zwarte Piet wordt vervangen door een karikatuur van een orthodoxe Jood, red.) maakte een hoop mensen boos. Ik had heel bewust een beladen beeld gebruikt, om een punt tegen racisme te maken, maar veel mensen dachten dat ik het antisemitisch bedoelde. Met sommigen ben ik in gesprek gegaan. Ik vind het interessant om open te staan voor andere belevingswerelden en perspectieven, dat kan je alleen maar verrijken.
Ik denk dat het goed is om rekening te houden met gevoeligheden. Wat mij betreft gaan we dat komend jaar nog meer doen. Zo denk ik er bijvoorbeeld over na wat voor mensen ik in mijn columns laat zien. Ik wil genoeg verschillende huidskleuren in beeld brengen en niet alleen maar heterostellen. Sommige mensen vinden dat misschien erg voorzichtig, of denken dat ik me laat beperken in wat ik maak, maar dat is onzin. Het is niet alsof ik eigenlijk graag homo’s belachelijk wil maken, dat ik denk: ‘Shit, ik wilde net een grap over pisnichten maken, maar dat kan niet meer.’
Onsmakelijk
Dat woord, pisnichten, gebruik ik natuurlijk niet per ongeluk. De columns van Youp van ’t Hek (de columnist verdedigde zijn recht om homo’s zo te noemen, red.) zijn een goed voorbeeld van hoe een oudere generatie zich verzet tegen verandering. Youps punt is vaak: ‘We leven in een vrij land en we mogen alles zeggen.’ Maar zeggen dat je iets onsmakelijk vindt, is net zo goed vrijheid van meningsuiting. Laat mensen als Youp vooral hun plek in de krant houden, want zulke columns brengen ook iets in beweging, maar ik hoop dat er komend jaar meer columnisten komen met een open blik.
Wat ik ook wens, is meer kunst op televisie. Nu gaat het nog vaak over een kunstenaar die we allemaal al kennen. Dan komt Jeroen Krabbé weer iets over Matisse vertellen. Of er wordt een spel van gemaakt, zoals bij Tussen Kunst en Kitsch of een wedstrijd tussen schilders. Ik zou het vet vinden als er een programma komt over alles wat er speelt op kunstgebied, en dan niet alleen voor 50-plussers die toch al een Museumkaart hebben.”