Henk Blanken over zijn liefde voor verhalende journalistiek:
‘Ik bleek veel beter te kunnen schrijven dan ik altijd had gedaan’
Pas toen hij ziek werd en daarover ging bloggen, ontdekte journalist Henk Blanken de kracht van de verhalende journalistiek. Hij was altijd al gek op romans, maar had zich nooit gerealiseerd hoe literair hij als journalist eigenlijk kon schrijven. Begin dit jaar stopte Blanken als correspondent ‘Dood en Aftakeling’, omdat de ziekte van Parkinson hem niet langer toestaat onder deadlines te werken, maar hij blijft onvermoeibaar het woord van de verhalende journalistiek verkondigen. ‘Wat een verhaal eigenlijk is, daarvan hebben de meeste journalisten geen idee.’
Henk Blanken eet een partje mandarijn.’ Die zin is er een die hij zijn cursisten zelf zou kunnen adviseren. Dat wil zeggen: schrijver en journalist Blanken is een groot voorstander van mensen die dingen dóen in een verhaal. ‘Een stuk in de krant gaat vaak over wat mensen en zeggen, niet over wat ze doen. Je leest niet dat ze een boterham met kaas klaarmaken of de trap op lopen. Terwijl zulke dingen de essentie zijn van een verhaal. Mensen handelen.’
Soms zeggen die handelingen bovendien veel over iemand. Blanken eet niet zomaar een stuk fruit. Hij doet dat omdat de ziekte van Parkinson hem soms een droge mond geeft, wat het spreken bemoeilijkt. Die ziekte was ook zijn aanleiding om begin dit jaar af te zwaaien als correspondent Dood en Aftakeling bij De Correspondent – in die hoedanigheid onderzocht hij hoe we in Nederland omgaan met aftakeling en (een zelfgekozen) dood. Dáárvoor was hij verslaggever en adjunct-hoofdredacteur bij Dagblad van het Noorden.
Platte middelen
Zo eindigde Blankens loopbaan als journalist vroegtijdig, zou je kunnen zeggen. Maar eigenlijk luidde Parkinson vooral een nieuwe fase van zijn carrière in. ‘Toen ik ziek werd hield ik al een blog bij, waar ik vooral schreef over nieuwe ontwikkelingen in de journalistiek. In de week dat ik het bericht kreeg van de dokter ben ik meteen met dat blog gestopt. Maar ik miste het schrijven zo dat ik al gauw weer begon, nu met korte stukjes over mijn ziekte. De taal kwam gemakkelijk, de toon was meteen goed. Ik bleek veel beter te kunnen schrijven dan ik altijd had gedaan.’
‘Onderzoeksjournalisten vertellen een verhaal vaak zo ontzettend beroerd’
De door de wol geverfde journalist Blanken, die jarenlang de ‘omgekeerde piramide’ van het journalistiek schrijven had gevolgd – altijd beginnen met de belangrijkste feiten -, werd een adept van de verhalende journalistiek. Met Wim de Jong schreef hij er zelfs een heel handboek voor, en de afgelopen jaren bracht hij zo’n 400 studenten en journalisten de fijne kneepjes van het verhalend schrijven bij. Geen overbodige luxe, meent Blanken. ‘Als wij journalisten ergens naartoe willen, zeggen we: daar zit een verhaal in. Maar wat een verhaal eigenlijk ís in de traditie van de oude Grieken, daarvan hebben de meesten geen idee.’
Neem de onderzoeksjournalistiek: inhoudelijk wordt er volgens Blanken geweldig werk verricht in Nederland. ‘Maar onderzoeksjournalisten vertellen het vaak zo ontzettend beroerd. Ze gaan ervanuit dat een ingewikkeld verhaal niet gemakkelijk verteld kan worden. Dat is grote flauwekul. Als je een lastig verhaal hebt, moet je juist heel platte middelen gebruiken om het begrijpelijk te maken. Een hoofdpersoon, liefst een sympathieke, en een goed gehanteerde chronologie. Die dingen bieden je de kans om het verhaal lékker te vertellen.’
Spel met tijd
Dat laatste is een stokpaardje van Blanken, weet Thomas Rueb. De NRC-journalist en schrijver van het boek Laura H. volgde jaren geleden een cursus bij hem. ‘In mijn boek speel ik een spel met tijd, en ik weet niet of ik dat zo had kunnen doen als ik Henk niet had gekend. Hij leerde me de verhalende kracht die schuilt in een onberispelijk geconstrueerde tijdlijn. De lezer moet altijd weten op welk punt in de chronologie hij zich bevindt. Als schrijver moet je dus bewuste keuzes maken: kies ik hier voor de tegenwoordige tijd of voor verleden tijd? Over zulke afwegingen kun je het urenlang met hem hebben.’
Joline Cramer, journalist voor Argos, leerde ook een onmisbare les van Blanken: de Big Mac-truc. ‘Ik wilde zorgen dat ik een onderzoek goed op papier kreeg én dat lezers het einde halen. Nu gebruik ik de structuur van een hamburger. Eerst een beginscène, dan achtergrondinformatie, dan weer een scène, weer achtergrondinformatie en dan een slotscène. Dat heeft het schrijven veel gemakkelijker voor me gemaakt.’
Tot leven brengen
Literaire technieken als deze – schrijven in ‘scènes’ – lijken misschien ver af te staan van de nuchtere werkelijkheid die de onderzoeksjournalist wil beschrijven. Maar dat is onzin, zegt ze. ‘Je gaat er bij het schrijven snel vanuit dat mensen iets wel begrijpen of voelen. Maar als je het tot leven brengt, bijvoorbeeld met de nauwkeurige beschrijving van een plek, wordt het verhaal daar echt beter en pakkender van. En soms moet je dan nog een paar keer iemand bellen om de details te checken.’
Dat merkte ook Myriam Dijck, die onlangs een verhaal in de Zuid-Hollandse Weekkrant Hart van Holland publiceerde over een biomassacentrale in Waddinxveen. Ze interviewde de eigenaar van de centrale daarvoor meerdere keren, uren achtereen. Hij was haar ‘hoofdpersoon’, die haar in staat stelde een breder verhaal te vertellen over biomassacentrales dan wat er meestal in het nieuws is. ‘Heel Nederland heeft het erover dat die dingen zo slecht zijn: hoe kun je daar als ondernemer dan achter staan? Die vraag wilde ik beantwoorden.’
Dijck komt uit de tv- en tijdschriftenjournalistiek en werkt bij Hart van Holland voor het eerst als onderzoeksjournalist. Het vertalen van uitgebreide dossierkennis naar goed leesbare verhalen was nieuw voor haar. ‘Van Henk leerde ik hoe belangrijk het is om goed naar zinnen te kijken. Elke zin moet uit de vorige voortkomen, zei hij. Eerst dacht ik: wat betekent dat? Maar het is heel logisch, je maakt steeds een terugkoppeling. Soms moet je een heel schema maken om al je informatie op een logische manier kwijt te kunnen.’
Verslavend
Rueb, Cramer en Dijck zijn zeker niet de laatste journalisten die van Blanken leerden. Zolang het kan, blijft hij workshops en cursussen geven. Hoe meer redacties daarom vragen, hoe beter, maar hij vindt het enthousiasme beperkt. ‘Hoofdredacteuren zijn vaak enthousiast, journalisten ook, maar het gaat vaak mis in het middenmanagement. Je moet chefs en eindredacteuren meekrijgen, en die zien er niet altijd de meerwaarde van in.’
Journalistiek schrijven doet hij sinds zijn correspondentschap niet meer. Hij zou best willen, maar de druk is dan te groot. ‘Mijn Parkinson kan slecht tegen stress. Als ik afspraken en deadlines heb, reageer ik daar heel fysiek op.’ Maar stoppen met schrijven, daar ziet hij geen enkele reden toe. ‘Ik werk nu aan een roman en mogelijk, als het lukt, komt er weer een non-fictieboek. Schrijven is verslavend. Het is zoeken naar mooie zinnen, dingen uitdrukken op een manier waarop je ze nog niet eerder uitgedrukt hebt.’