“Toen we vier jaar geleden begonnen met de internationale bachelor van Technische Bedrijfskunde, deden we mee aan de pilot ‘international classroom’
van de universiteit. Er werden vaak ervaren onderwijskundigen uitgenodigd. Sommigen vroegen: wat stellen jullie je voor bij een internationale opleiding, is de natie nog wel een goed uitgangspunt…
Gerald Jonker: “In de vier jaar dat ik nu lesgeef in de international classroom ben ik steeds meer gaan nadenken over het belang van differentiatie in het onderwijs. Als opleiding verwachten we vrij snel van studenten dat ze op hetzelfde niveau zitten. Maar er zit zoveel verschil tussen voorkennis en vaardigheden van studenten, dat ik denk dat we daar in het begin meer rekening mee moeten houden. Zo kun je de studenten die op een bepaald gebied nog iets achterlopen bijspijkeren, en degenen die al meer voorkennis hebben, extra uitdagen.”
Gerald Jonker: “In de vier jaar dat ik nu lesgeef in de international classroom ben ik steeds meer gaan nadenken over het belang van differentiatie “Culturele verschillen spelen in de concepten van deze opleiding niet zo’n grote rol. Dat komt doordat een groot deel van de opleiding bestaat uit technische vakken. Daarin bestaat de wereld uit natuurkundewetten, je gaat uit van een objectiveerbare waarheid. Zodra je beslissingen moet nemen over, bijvoorbeeld, een ontwerpkeuze, is er meer ruimte voor interactie en eigen inbreng. Dan komen verschillen in achtergrond naar voren. Als docent moet je dit wel stimuleren en ondersteunen. Je moet dus de juiste onderwijsvorm kiezen.”
“We kijken kritisch naar onze onderwijsmethoden. Hoorcolleges zijn niet de meest effectieve methode, dat is bekend. We maken er nog wel gebruik van, maar experimenteren daarnaast met bijvoorbeeld learning communities. Studenten krijgen in groepen specifieke opdrachten, niet altijd rechtstreeks gekoppeld aan een vak. De bedoeling is dat deze vakoverstijgend werken, en dat academische vaardigheden zoals presenteren er extra in aan bod komen. De groepjes zijn ook bedoeld om wat dichter bij de student te komen en een beter beeld te krijgen van de interactie tussen de Nederlandse en buitenlandse studenten.”
“In het eerste jaar van de internationale bachelor zitten 140 studenten, van wie 25 internationale. We verdelen hen bewust over de werkgroepen, zodat duidelijk is dat er in iedere werkgroep Engels moet worden gesproken. Dat is iets waar je als docent vanaf het begin aandacht aan moet besteden. Als de Nederlandse studenten om zich heen kijken en geen buitenlanders ontwaren, gaan ze al gauw Nederlands spreken. Die drempel moeten ze over, dan went het vanzelf. In de master is Engels vanzelfsprekend geworden.”
“Ik werk hier tien jaar, daarvoor was ik zelfstandig consulent. Sinds ik op de universiteit werk ben ik eraan gewend Engels te spreken tijdens vergaderingen, omdat veel collega’s niet-Nederlands zijn. Toch was het voor mijzelf nog een grote overgang om continu Engels te spreken in de international classroom. Ik heb er ook wel eens kritiek op gehad. Her en der gebruik ik ‘Dunglish’, in zinsopbouw en mijn uitspraak. In het begin merkte ik ook wel dat studenten een verwachtingspatroon hadden waar niet elke docent aan kan voldoen, zeker als ze van tweetalig vwo kwamen. Wij zijn geen talenfaculteit, docenten als ik zijn de conferenties gewend, waar het Engels ook allemaal verschillend is. Het gaat ons erom dat het goed begrijpelijk is. Zo kijkt men er bij het Talencentrum van de universiteit ook tegenaan.”