Kom maar!’ Reina Ovinge klimt over het hek naar de wei en rammelt met een emmertje voer. Een kleine kudde schapen komt er op een drafje aan – ‘gewone’ witte Texelse schapen en Merinoschapen, maar ook een enkele zwartbles, het donkerbruine schapenras met de zwarte kop. Reina kent ze allemaal bij naam: van Aafje en Antoinette tot Tako en Zus. En dan zijn er ook nog de angorageiten, die in de stal naast de wei staan. Grote geiten met een krullerige vacht.
Het begon met twee van die geiten, een paar jaar geleden. Reina had ze voor haar verjaardag gevraagd, gewoon omdat ze het zulke mooie dieren vond, en had er al plek voor bij haar huis. ‘Ik wist toen al wel dat mohair, een prachtig soort zachte wol, van angorageiten komt.’ Niet zo gek, want ze werkte jarenlang in de mode-industrie – eerst als inkoper bij warenhuis V&D, later aan het hoofd van haar eigen bedrijf, als leverancier voor onder meer de Bijenkorf, The Sting en Steps. En vroeger, als klein meisje, was ze vaak bij een oom en tante op de boerderij geweest. Maar hoe het was om zelf geiten te houden, en wat ze er verder mee zou kunnen – daar had ze nog geen idee van. ‘Het is natuurlijk een hoop werk. Elke dag voeren, regelmatig scheren, soms moet de ram of bok erbij, in het voorjaar heb je lammerentijd. Iedere periode van het jaar is weer anders. Het is nooit saai.’
Nu, een jaar of zeven later, houdt Reina 25 geiten en 25 schapen. Dat doet ze op The Knitwit Stable, zoals haar bedrijf in het dorpje Baambrugge – halverwege Amsterdam en Utrecht – heet. Het idee groeide langzaam. ‘In de laatste jaren dat ik mijn inkoopbedrijf had, zag ik de mode-industrie veranderen,’ zegt ze. ‘Kleding moest steeds goedkoper geproduceerd worden en in steeds grotere hoeveelheden. Dat gebeurde meer en meer in landen als Bangladesh, waar mensen voor een appel en een ei steeds meer uren moesten maken. En voor de impact op het milieu was ook maar weinig aandacht.’
Toen ze haar bedrijf goed kon verkopen, koos ze ervoor om een tijdje geen betaald werk te doen. Ze werd vrijwilliger voor SOS Kinderdorpen. ‘Om iets terug te doen’, zegt ze nu, want het zat haar niet lekker dat ze had bijgedragen aan een systeem dat zoveel vraagt van mensen in arme landen. Toen ze in Zuid-Afrika was voor de stichting, kwam ze daar angorageiten tegen. En ze bezocht een spinnerij. ‘Voor mijn werk was ik al vaak in fabrieken geweest, en dat boeide me altijd erg: hoe wordt kleding gemaakt? Ik kende een groot deel van het proces, maar alleen vanaf het garen tot aan de trui. Niet van de geit of het schaap tot het garen.’
Eenmaal terug in Nederland bedacht ze dat dit was wat ze wilde gaan doen: het hele verhaal achter een trui of muts delen. Ze bedacht de naam The Knitwit Stable – een knipoog naar de ‘nitwit’, vrij vertaald: iemand die weinig weet, én natuurlijk een verwijzing naar ‘knitting’, breien. Beide komen er samen, want bij The Knitwit Stable wordt gebreid – door Reina zelf, twee zzp’ers en twee stagiairs – , maar minstens zo belangrijk is het informeren, mensen wijzer maken. Wie het erf op komt rijden, ziet misschien ‘gewoon’ een boerderij, maar Reina beschouwt The Knitwit Stable in de eerste plaats als een educatief centrum. Ontwerpers, makers, managers van kledingmerken, maar ook studenten van allerlei modeopleidingen: allemaal komen ze hier om met eigen te ogen te zien welke weg de wol aflegt.
‘Als we hier masterclasses of cursussen geven, laat ik iedereen zelf een stukje breien op een handbreimachine. Van tevoren heb ik dan gevraagd: hoeveel truien denk je dat een persoon kan breien op een dag? Een paar honderd, wordt er dan weleens gezegd. Maar als je zelf aan de slag gaat, zie je dat je op een middag maar aan een klein lapje toekomt. Op een snelle machine kun je natuurlijk veel meer panden per dag maken, maar ook dan komt er nog veel handwerk aan te pas.’ Met andere woorden: een trui van 60 euro, gemaakt van echte wol, dat kán eigenlijk gewoon niet.
Koop je een trui uit Reina’s kleine eigen collectie, The Knitwit Label, gebreid op een van haar eigen breimachines, dan betaal je dus heel wat meer: tussen de 375 en 450 euro. En dat is niet voor iedereen weggelegd – Reina is de laatste om dat te ontkennen. ‘Mijn label is ook niet bedoeld voor grootschalige verkoop,’ zegt ze. ‘Ik wil er vooral mee laten zien dat dit een eerlijke prijs is voor een trui. En dat een wollen trui dus eigenlijk een luxeproduct is. Iets wat je heel bewust koopt, om er vervolgens jaren mee te doen.’ Haar kopers zijn dan ook meestal mensen die weloverwogen consumeren, vertelt ze. Soms hebben ze een hele tijd voor een trui gespaard en komen ze ‘m eerst bij The Knitwit Stable bekijken, al kan online bestellen ook.
Reina laat een dikke crèmekleurige trui zien, met op het labeltje een QR-code. ‘Die krijg je bij al onze producten. Als je ‘m scant, krijg je een kort filmpje te zien waarin je precies ziet hoe je trui of muts is ontstaan.’ Het is niet alleen belangrijk om te weten hoeveel werk er in een trui zit, vindt Reina, maar ook dat zo’n groot deel van dat werk nog nauwelijks in Nederland gebeurt. De truien van The Knitwit Label worden grotendeels in Nederland vervaardigd, maar dat is uitzonderlijk. ‘Mensen zijn daar weleens verbaasd over, want Nederland en wol, die twee dingen horen toch bij elkaar? We hebben hier immers zoveel schapen? Maar dat is niet meer zo. We hadden ooit een grote wolindustrie, maar toen de synthetische vezels uitgevonden werden, verving men wollen dekens door dekbedden en werd kleding minder van wol gemaakt.’ Wat er nog wél van wol gemaakt werd, kon veel goedkoper in landen als China en Bangladesh. Dus al die schapen in Nederland, die leveren nog wel wol, maar er gebeurt nog maar weinig mee. ‘Veel boeren gooien het zelfs weg, omdat het amper nog iets oplevert, maar 10 cent per kilo. Om zwarte wol kwijt te kunnen moet de boer zelfs betalen. Er is gewoon te veel. Terwijl wol zulke goede eigenschappen heeft: het is temperatuur- en vochtregulerend, daar kan geen enkel synthetisch materiaal tegenop. En het is biologisch afbreekbaar! Deze trui,’ ze pakt een donkerblauwe trui van mohair uit de kast, ‘die kun je in de grond stoppen en dan verteert ie gewoon.’
Zouden we in Nederland meer met al die mooie wol doen, en minder van ver halen, dan zou dat een zegen voor de natuur zijn. Ga maar na: al die kleding die aan de andere kant van de wereld gemaakt wordt, moet wereldwijd vervoerd worden. ‘Het is gewoon idioot om alles maar overal heen te transporteren en de grondstoffen die we hier om de hoek hebben, niet te gebruiken,’ zegt Reina. Sommige dingen kun je niet meer in Nederland laten doen, zoals het wassen van wol – er is gewoon geen wolwasserij meer in ons land, dus daarvoor brengt Reina haar wol naar Italië. Maar de veeteelt, het scheren, het uitzoeken van de wol en het breien zelf: dat kan allemaal gewoon híer.
Steeds meer merken ontdekken The Knitwit Stable. Samen met Humanoid, Scotch & Soda en Joe Merino werkt Reina bijvoorbeeld aan duurzame wollen producten. ‘Met Scotch & Soda is dat bijvoorbeeld een limited edition vest, gemaakt in een oplage van 50 stuks. Daar gaan we natuurlijk de wereld nog niet mee veranderen, maar het is het begin van een samenwerking op lange termijn. En ik merk echt dat het leidt tot een veranderend bewustzijn bij merken.’
Die mindset moet niet alleen bij de merken anders, maar ook bij consumenten. Dat is geen leuke boodschap, dat weet ze ook wel. ‘Zeker bij jonge mensen begrijp ik het heel goed: er is zoveel mooie kleding te koop, tegen zulke fijne prijzen. Ik heb het zelf ook weleens in de winkel: ‘zal ik toch niet dit truitje…?’ Maar we kunnen gewoon niet oneindig zo doorgaan.’ Ze was onlangs bij de Dutch Design Week, waar kunstenaar Christien Meindertsma een opstelling had gemaakt van alle minerale elementen die er op de wereld zijn, ten opzichte van de aardbol. ‘Je zag: we hebben maar zo’n hoeveelheid magnesium, kobalt, ijzer… Dat ís het. Het zal nooit meer worden. Dus hoe gaan we daar dan in de toekomst mee om? Als we maar blijven consumeren, gaat het op, zo simpel is het.’
De enige manier om dat te voorkomen, is door bewuster om te gaan met wat we hebben, zegt Reina. En dat betekent niet alleen goed nadenken over wat je nodig hebt, maar ook: anders met spullen omgaan. ‘Hergebruiken, recyclen, maar ook: repareren. Het is best gebruikelijk geworden om een kledingstuk weg te gooien als het kapot is. Maar een goede wollen trui kun je repareren en dan kan ie weer heel lang mee.’
Hoe de modewereld er over twintig jaar uit moet zien? Daar heeft ze wel een beeld bij. ‘Ik hoop dat we mensen dan een loon geven waar ze van kunnen leven. Dat de dieren die wol leveren, goed verzorgd worden en we de impact op het milieu minimaliseren. En dat we wol meer gaan waarderen. Het systeem dat kleding als een wegwerpartikel ziet, veroorzaakt zoveel ellende, dat moet stoppen.’
Wat Reina betreft bestaat The Knitwit Stable tegen die tijd nog steeds. En de kans is groot dat ze er zelf ook nog rondloopt. Want met pensioen gaan, daar kan ze zich nog niets bij voorstellen. ‘We vertellen een belangrijk verhaal en maken mooie dingen. Dat geeft alleen maar positieve energie.’
Hoe komt een trui van The Knitwit Label tot stand? Het begint natuurlijk bij de geiten en schapen. Reina en haar kleine team scheren de dieren en verzamelen wol van andere boeren. Ze pluizen vervolgens al die wol goed na: er mag geen stro en mest meer in zitten. Daarna gaat de wol op transport naar Italië, waar het gewassen wordt en vervolgens gekamd, waarna het eventueel geverfd kan worden en daarna gespind wordt tot een draad. De wol wordt vervolgens op The Knitwit Stable gebreid tot de onderdelen van de trui, die ook weer op een aparte machine aan elkaar gemaakt worden.
Bekijk het maakproces in het kort in een filmpje.