De nalatenschap van Alida Pott en George Martens
Thuis bij Marijn Martens zijn Ploeg-schilders Alida Pott en George Martens, haar grootouders, nooit ver weg. Hun nalatenschap is belangrijk voor haar, al was haar grootmoeder allang overleden toen zij geboren werd.
Een groot schilderij van het Schuitendiep in de woonkamer, kleurige taferelen uit een café op de werkkamer en schilderijtjes van schepen op het toilet. In bijna ieder vertrek van het huis van Marijn Martens en haar man in de Betuwe is het werk van haar grootouders, Alida Pott en George Martens, te vinden.
‘Kijk, zie je die benen?’ Marijn wijst naar een van de pentekeningen aan de muur. ‘Mijn opa had iets met benen. Zelfs in zijn meest eenvoudige tekeningen zijn de benen welgevormd, karakteristiek. En neem hier die figuurtjes – zelfs van veraf kun je zien dat ze in de regen lopen. Die houding heeft hij treffend weergegeven.’ Het zijn tekeningen die ze al bijna haar hele leven kent, maar ze kan er nog steeds met bewondering naar kijken.
Opa en oma
Ze werd niet geboren met de naam Martens: pas op haar negende jaar kwam Marijn, als pleegdochter, in het gezin van George’ zoon Rob en zijn vrouw Anny. De biologische vader van Marijn was jong overleden, haar moeder kon niet voor haar en haar zusjes zorgen, dus hadden de meisjes een tijd in een kindertehuis gewoond. ‘Ik was gewend om met veel kinderen samen te zijn, en in het tehuis werd niet zo op me gelet. Mijn nieuwe ouders hadden alle aandacht voor me. Dat was heerlijk. Ze gaven me alle ruimte, ik mocht ze oom en tante noemen – later ging ik uit mezelf over op papa en mama.’ Een van haar meest dierbare schilderijen van grootvader George, met een paard erop, kreeg ze rond die tijd van haar vader.
Het gezin kwam veel over de vloer bij opa en oma Martens; George en zijn tweede vrouw, Carla, met wie hij was getrouwd na het overlijden van Alida Pott. ‘Als ik aan mijn opa denk, zie ik hem zitten aan de tafel, verhalen vertellend. Vanaf het begin was hij mijn opa, ik was graag in zijn buurt – een biologische opa had niet méér mijn opa kunnen zijn dan hij. Altijd had hij zijn stok bij de hand,’ – ze haalt een houten wandelstok tevoorschijn, met op de knop de letters GM.
Ze was niet de enige die graag in de buurt van Martens was. Bij haar grootouders thuis was het vaak een drukke bedoening. ‘Mijn opa hield van gezelligheid, iedereen was welkom. Kwamen mensen onaangekondigd tijdens het eten aanwaaien, dan kregen ze gewoon koffie. Mijn oma heeft in haar leven zoveel koffie geschonken, ze had er een café draaiende van kunnen houden.’
George Martens was een man met veel interesses, die je bijna allemaal terugziet in zijn schilderijen. Van schepen tot motoren en de schaatssport. Dat hij een Groninger was, is ook niet te missen: hij legde veel plekken in de stad vast, zoals het Kattendiep, de Vismarkt en, op zijn bekendste schilderij, de Der Aa-kerk. ‘Jammer genoeg heb ik hem niet veel meer zien schilderen. In zijn laatste jaren ging dat niet meer.’
Over Alida Pott, de moeder van haar vader, werd regelmatig gesproken, ook al was ze al in 1931 overleden. ‘Opa was erg trots op haar, hij zei vaak hoe goed haar werk was.’ Het beeld dat Pot-Martens van haar grootmoeder heeft, is dat van een sterke vrouw. ‘Ze maakte niet alleen bijzonder werk, ze had ook een vooraanstaande rol bij De Ploeg, onder andere als eerste secretaris. En ze ontwierp het beeldmerk van De Ploeg. Zoiets was voor een vrouw in haar tijd niet vanzelfsprekend.’
Toen Pott trouwde en kinderen kreeg, werd ze minder actief bij De Ploeg. Ze werkte nog wel, als tekendocent, maar exposeerde niet meer. Toen haar zonen nog klein waren, werd ze ziek: ze kreeg pleuritis, een ontsteking aan het longvlies. ‘In die jaren heeft mijn opa veel gereisd. Dat lijkt gek, als je vrouw ziek is, maar in hun briefwisseling valt op hoezeer ze hem dat gunt. Ze vulden elkaar aan, denk ik: mijn opa uitbundig en aanwezig, zij bescheidener, meer een stille kracht.’ In het laatste jaar van haar leven schreef Pott nog aan haar man: ‘Als jij veel geniet, geniet ik ook.’
Van Alida Pott hangt minder kunst in het huis van Marijn dan van grootvader George. Logisch, want het oeuvre van Alida is een stuk kleiner. ‘Wat er hangt, is me heel dierbaar. Ik vind haar stijl ontzettend bijzonder. De aquarellen doen bijna Japans aan, met die strakke lijnen en het felle kleurgebruik. Haar werk heeft altijd iets spannends.’
Meer dan erfelijkheid
De liefde voor de kunst is door George Martens en Alida Pott doorgegeven aan de volgende generaties. Marijns vader Rob was dan wel niet actief als schilder – eerst was hij tweede stuurman in de kustvaart, later maatschappelijk werker – maar tot op het einde van zijn leven was hij een groot liefhebber van het werk van zijn ouders. ‘Als je denkt dat het hier in huis vol hangt, had je bij mijn ouders moeten kijken. Van onder tot boven hing het. Eens in de zoveel tijd ruilden mijn vader en ik een schilderij om, dan gingen we alles uitvoerig weer bekijken.’ Toen haar vader in 2017 overleed, liet ze een tekening van haar grootvader afdrukken op de rouwkaart. ‘Een schip met ‘behouden vaart’ eronder. Opa had het voor hem gemaakt toen hij eens op zee was en niet naar huis kon komen voor de kerst.’
Zelf maakt Marijn bronzen beelden. ‘Als kind boetseerde ik al graag. Dan ging ik samen met mijn moeder naar de Snieschoule, de handenarbeidschool. Zo zie je maar, een mens wordt bepaald door meer dingen dan erfelijkheid.’