De depressie-epidemie
De verontrusting van Trudy Dehue sijpelt door
Wie vroeger depressief was, moest leren verlies te aanvaarden. Tegenwoordig moet je dat juist afleren. Trudy Dehue ontrafelt in haar nieuwste boek de depressie-epidemie.“Depressief betekent tegenwoordig ook: niet weerbaar en ondernemend genoeg.”
Er was dat jongetje, toen Trudy Dehue in de jaren zeventig nog in de kinderpsychiatrie werkte. “Alle blaadjes waaien van de bomen!”, riep hij ontzet. “Castratieangst”, oordeelde de psychiater droog.
Zulke voorvallen beïnvloedden haar in de rest van haar loopbaan. “Ik dacht: hoe komen die psychiaters aan hun diagnoses?”, vertelt de hoogleraar wetenschapstheorie en wetenschapsgeschiedenis, op haar rustige, lichte kamer in het Heymansgebouw. Ze hengelt met een theezakje in een glas heet water. “Ik wilde het weten, hoe ze hun besluiten nemen, de achtergrond ervan.” Ze besloot psychologie en later wetenschapsfilosofie te gaan studeren.
In die tijd werd de diagnose ‘depressie’ bij kinderen nooit gesteld. Ook bij volwassenen kwam hij niet vaak voor. Maar in de afgelopen decennia groeide depressie uit tot dé moderne ziekte. Ruim een miljoen Nederlanders gebruikten in 2007 antidepressiva, duizenden mensen bestrijden hun depressie op een andere manier.
Het onderwerp liet Dehue niet meer los. Vorige maand verscheen haar boek De depressie-epidemie. Over de plicht het lot in eigen hand te nemen. Het is een kritisch, maar genuanceerd boek, dat de depressie-epidemie benadert van verschillende kanten. Dehue geeft verklaringen voor het verschijnsel, maar beschrijft ook het onderzoek naar depressie. Dat blijkt sterk gecommercialiseerd, ontdekte Dehue. Ze plaatst er flinke kanttekeningen bij.
Haar toon is regelmatig bezorgd. En dat terwijl ze zich had voorgenomen om níet zo over te komen. “Dat is dus niet gelukt”, grinnikt ze. “Ik zie zelf bijna een tweedeling in het boek. Het eerste deel is gewoon analyseren. Daarna sijpelt de verontrusting door.”
Ze heeft er een hele discussie over gevoerd met leden van haar onderzoeksschool. Moet je afstandelijk blijven in een goed wetenschappelijk boek? “Ik vond zelf heel duidelijk van wel”, glimlacht ze. “Maar ik ben van mening veranderd. En ja, dat komt toch wel door oprechte bezorgdheid.”
Zo heeft ze duidelijke ideeën over het politieke beleid rond onderzoek naar antidepressiva: de overheid moet de gevolgen van de commercialisering van het geneesmiddelenonderzoek onder ogen zien. “Daar ben ik heel duidelijk niet neutraal. Ik vind dat de Nederlandse politiek op onverantwoorde wijze heeft gereageerd op bewijzen dat onderzoeksresultaten zijn opgevijzeld en ernstige bijwerkingen verborgen zijn gehouden. Minister Hoogervorst betoogt dat het individu en de markt dat zelf maar moeten regelen. Maar wat moet dat individu dan doen? Je krijgt een pil voorgeschreven. Het mag niet zo zijn dat mensen hun artsen niet meer kunnen vertrouwen.”
Dehue gelooft niet dat depressie een biologisch verankerde ziekte is, die we nu pas kunnen diagnosticeren en behandelen. “Er is nog weinig zeker over mogelijke biologische oorzaken. Hersenonderzoekers, genetici, moleculair biologen, ze pretenderen niet dat ze de oorzaken kennen. En stel dat er op een gegeven moment wel zekere kennis uit het laboratorium komt, wat beslist niet uit te sluiten valt, dan volgt daar niet meteen uit dat depressie een ziekte is.”
Neem homoseksualiteit. Als daar een gen voor zou zijn, zegt dat niet dat homo’s ziek zijn. “Iets is pas een ziekte wanneer de maatschappij het én onaanvaardbaar vindt, én iets waar de medische wereld zich over moet buigen.”
Ze is kritisch over de werking van medicatie. Een heel hoofdstuk gaat over zelfmoord(pogingen) na gebruik van antidepressiva. Tot haar afgrijzen ontdekte Dehue stapels getuigenissen van patiënten die door gebruik van antidepressiva suïcidaal werden en van nabestaanden van mensen bij wie die zelfmoord slaagde. Toch is Dehue niet tegen antidepressiva. Alleen schiet het onderzoek naar de bijwerkingen zwaar tekort. “Als iemand zegt: ik gebruik die medicijnen en heb er baat bij, dan zal ik daar niet tegenin gaan. Het is onnatuurlijk, wordt er wel gezegd, maar dat vind ik geen argument. Mijn slogan is: we zijn van nature onnatuurlijk.”
‘Het mag niet zo zijn dat mensen hun artsen niet meer kunnen vertrouwen’
Is depressie dan het gevolg van de verzorgingsstaat, die mensen kleinzerig heeft gemaakt? Dat is een populaire theorie. Dehue begrijpt de gedachte. “Iedereen kent wel iemand die altijd een lentedepressie heeft en wat al niet. Maar de redenering klopt niet. De epidemie kwam pas op gang in de jaren negentig, toen de verzorgingsstaat op zijn retour was. In feite werken mensen heel hard aan zichzelf en dat is niet gemakkelijk. Psychotherapie is dat niet en medicatie gebruiken ook niet. Voor gemakkelijke stemmingsverbetering zijn er andere middelen zoals alcohol of extacy.” Het werken aan onszelf is iets van deze tijd, zegt ze. Ze pakt een tijdschrift uit haar kast, Psychologie Magazine. “Kijk, dit liet ik pas nog zien aan mijn studenten.” ‘Zeven manieren om uw brein te verbeteren’.
De beschuldigende toon in het debat, het verwijt dat mensen niets meer aankunnen, is haar een doorn in het oog. “Nou zíjn mensen zo hard aan het werk om aan allerlei eisen te voldoen, en dan krijgen ze ook nog te horen dat ze zich aanstellen.”
Het woord depressie staat ook voor intens onvermogen tot leven, voor mensen die van ellende niet kunnen eten of slapen. “Maar het heeft er de laatste tijd een betekenis bij gekregen: niet weerbaar, niet levenslustig en ondernemend genoeg. Nu succes een keuze is geworden, moeten we competitief in het leven staan. Een nadeel van de competitie is dat de verliezers nu geen uitweg meer hebben. Hun neerslachtigheid komt niet door omstandigheden maar door hun biologie, waarmee ze kennelijk niet hard genoeg aan de slag zijn gegaan.” Wie vroeger depressief was, moest leren verlies te aanvaarden. “De depressieve mensen van nu zijn juist degenen die moeten afleren dat te doen.”
Hangende schouders worden tegenwoordig net zomin geaccepteerd als hangende oogleden, constateert Dehue. In deze maatschappij is een rimpelloze geest net zo belangrijk is als een rimpelloos lichaam: beide zijn een verplicht nummer voor wie zichzelf serieus neemt.
Is ze niet bang om weggezet te worden als cultuurpessimist? “In het NRC las ik dat terug. Niet terecht. Ik erken dat veel mensen plezier beleven aan het werken aan hun innerlijk en uiterlijk, en dat het goed gaat met hen. Maar er zijn ook mensen die eronder lijden.”
Bovendien worden mensen langzaam maar zeker hun eigen privébedrijf. “Men is niet meer bezig met de sociale, overkoepelende kwesties. Psychologie Magazine is daar een goed voorbeeld van. Dat blad zou ook de psychologische gevolgen van armoede of discriminatie kunnen beschrijven. Maar dergelijke tijdschriften leren mensen dat het allemaal me, me, me is.”
Hoe geëngageerd ze ook is, ze wilde geen boek schrijven dat de oplossing biedt. “Ik wil eigenlijk niet telkens toe naar hoe ík het zou willen. Mijn pleidooi is juist: we moeten niet continu zoeken naar snelle oplossingen. Juist dat brengt ons in de problemen. Het is belangrijk om eerst rustig uit te zoeken wat het probleem is.” Hoeveel haast er ook is bij het vinden van de oplossingen. “Je vindt nooit een goede oplossing als je het probleem niet goed hebt doorgrond.”